De kinderrechter kan een maatregel van kinderbescherming opleggen om de ontwikkeling van een kind veilig te stellen. Indien na een ondertoezichtstelling (OTS) een uithuisplaatsing (UHP) volgt, wordt het kind in een instelling, tehuis of pleeggezin geplaatst. Wie de voogdij krijgt over het kind wordt besloten door de rechter aan de hand van rapporten van Bureau Jeugdzorg. In dit artikel spreken we van een gezinsvoogd en een voogd.
Gezinsvoogd
Al bij een OTS wordt een gezinsvoogd toegewezen door de rechter, die het gezin begeleidt tijdens het proces. De ouders en het kind zijn verplicht de hulp van de gezinsvoogd te accepteren en samen te werken. Als een gezinsvoogd is toegewezen blijven de ouders verantwoordelijk voor het kind, ook wanneer het kind uit huis geplaatst is. In deze situatie is de gezinsvoogd het aanspreekpunt die bemiddelt tussen alle betrokken partijen. Bij uithuisplaatsing:- Wordt direct een omgangsregeling vastgesteld waarin staat hoe vaak, waar en wanneer de ouders contact met het kind kunnen hebben;
- Worden beslissingen omtrent het kind allereerst met de gezinsvoogd besproken;
- Mag naast de ouders ook de gezinsvoogd sinds 1 januari 2015 zelfstandig informatie inwinnen bij (medische) professionals, indien de inlichtingen noodzakelijk kunnen worden geacht voor de uitvoering van OTS.