In onze vorige blog hebben we besproken wat een schoolbestuur kan doen als zij het niet eens is met een conceptinspectierapport van de Inspectie van het Onderwijs. In deze blog gaan we verder in op de rechtsmiddelen die kunnen worden ingezet nadat een inspectierapport is vastgesteld. Wat kun je als schoolbestuur nog doen?
Juridische kwalificatie van het inspectierapport
De vaststelling van een inspectierapport wordt meestal niet gezien als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tenzij het rapport voldoet aan artikel 20 lid 6 van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT). Dit is het geval wanneer het rapport oordeelt dat de kwaliteit van het onderwijs of de opleiding als “zeer zwak” wordt aangemerkt. Alleen dan wordt het inspectierapport beschouwd als een besluit volgens de Awb.
Bestuursrechtelijk bezwaar en beroep
Wanneer de inspectie een oordeel van “zeer zwak” geeft, kan het schoolbestuur bezwaar maken tegen dat oordeel. Als het bezwaar wordt afgewezen, kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Daarnaast is er ook bezwaar en beroep mogelijk tegen een (spoed)aanwijzing van de inspectie, waardoor de rechter deze kan toetsen.
De openbaarmaking van een inspectierapport kan alleen in een bestuursrechtelijke procedure worden aangevochten. Volgens rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is de beslissing tot openbaarmaking van een rapport een besluit in de zin van de Awb. Dit betekent dat de bestuursrechter exclusief bevoegd is om na bezwaar hierover te oordelen, ook in het geval van een voorlopige voorziening.
Bestuursrechtelijke voorlopige voorziening
Een inspectierapport wordt in de derde week na vaststelling openbaar gemaakt, tenzij er een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend (art. 21 WOT). In dat geval wordt de openbaarmaking uitgesteld totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Bij een oordeel van “zeer zwak” moet de voorlopige voorziening uiterlijk voor de derde week na vaststelling van het inspectierapport worden aangevraagd. In het geval van een spoedaanwijzing moet het verzoek al op de dag na bekendmaking van de aanwijzing worden ingediend.
De voorzieningenrechter weegt het belang van de inspectie bij het uitvoeren van het besluit af tegen het belang van het schoolbestuur bij de voorlopige voorziening. Hierbij kijkt de rechter naar de rechtmatigheid van het besluit, maar een diepgaande toetsing is in deze spoedprocedure vaak niet mogelijk.
Civielrechtelijke bodemprocedure
Als een schoolbestuur stelt dat de inspectie onrechtmatig handelt, is de burgerlijke rechter ook bevoegd kennis te nemen van de vorderingen. De inhoud van een inspectierapport kan door de burgerlijke rechter worden beoordeeld. Mocht de civiele rechter vaststellen dat de inhoud van het rapport onrechtmatig is, dan moet de inspectie dat oordeel betrekken bij de vraag of openbaarmaking van dat rapport leidt tot een onevenredige benadeling zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 sub g van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Civielrechtelijk kort geding
Als er sprake is van een spoedeisend belang, kan het schoolbestuur in kort geding een vordering instellen tegen de inspectie om de publicatie van een inspectierapport te verbieden. Hoewel de drempel voor succes in een kort geding hoog is, blijkt uit rechtspraak dat het niet onmogelijk is om zo’n zaak te winnen.
De rechter beoordeelt marginaal of het inspectierapport onrechtmatig is. De inspectie heeft een zekere beoordelingsvrijheid, zeker bij de uitleg van onderwijswetgeving. De voorzieningenrechter grijpt alleen in als de inspectie onredelijk heeft gehandeld, bijvoorbeeld door een onzorgvuldige procedure of het onjuist vaststellen van feiten.
Contact met een onderwijsrecht advocaat in Mijdrecht
Heeft u als schoolbestuur advies nodig over de rechtsmiddelen die kunnen worden ingezet na de vaststelling van een inspectierapport? Neem dan contact op met een van onze onderwijsrechtspecialisten. U kunt bellen naar 0297-250018 of een e-mail sturen naar info@hendrikxadvocaten.nl.