Wat kan een schoolbestuur doen als zij het niet eens is met een conceptrapport van de Inspectie van het Onderwijs?

Iedere leerling heeft recht op goed onderwijs. De Inspectie van het Onderwijs zorgt ervoor dat de basiskwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd. In hun toezicht onderzoeken zij of alle leerlingen onderwijs krijgen van voldoende kwaliteit en of scholen en opleidingen voldoen aan de wet- en regelgeving en hun financiën op orde hebben. De inspectie legt haar oordelen en bevindingen vast in een inspectierapport. Eerst komt er een ontwerprapport. Wat kun je als schoolbestuur doen als je het met een dergelijk conceptrapport van de inspectie niet eens bent? Dat lees je in deze blog.

Geen rechtsmiddelen tegen ontwerprapport

Voordat de inspectie een rapport vaststelt, stelt de inspectie het schoolbestuur in de gelegenheid om het ontwerprapport te bekijken en daarover overleg te voeren (art. 20 lid 2 WOT). Dit overleg vindt plaats met een inspecteur die niet bij de kwaliteitsbeoordeling was betrokken om de zienswijze van het schoolbestuur onbevangen te horen. Indien er na dit overleg nog een meningsverschil bestaat, wordt het onderzoek op de betreffende onderdelen opnieuw verricht door andere inspecteurs.

Als er geen overeenstemming wordt bereikt over de gewenste wijzigingen van het conceptrapport en het schoolbestuur een andere zienswijze heeft, kan deze zienswijze als bijlage bij het inspectierapport worden opgenomen (art. 20 lid 4 WOT). Let op: het schoolbestuur moet specifiek aangeven dat zij haar zienswijze als bijlage bij het rapport wil laten opnemen.

Tip: Het is raadzaam om via eigen kanalen, zoals de website of schoolgids, jullie visie tegenover het oordeel van de inspectie kenbaar te maken.

Voornoemde wettelijke mogelijkheden lijken het bestaan van rechtsmiddelen tegen een ontwerprapport uit te sluiten. Van een bestuursrechtelijk besluit is namelijk in deze fase (nog) geen sprake, waardoor een bestuursrechtelijke voorlopige voorziening niet mogelijk is. Bovendien lijkt voor een civielrechtelijk kort geding het vereiste spoedeisend belang te ontbreken. Van openbaarmaking is namelijk nog geen sprake.

Wat gebeurt er na deze fase?

Vaststelling en openbaarmaking inspectierapport

In de hierop volgende fase zal de inspectie haar rapport vaststellen. Na vaststelling zendt de inspectie het inspectierapport onverwijld aan het bestuur (art. 20 lid 5 WOT). De openbaarmaking volgt hierna vrij snel. In de derde week na vaststelling maakt de inspectie het inspectierapport openbaar (art. 21 lid 1 WOT).

De inspectie moet haar oordelen en bevindingen naar aanleiding van een regulier onderzoek in het inspectierapport vastleggen (art. 20 lid 1 WOT). Hierbij moet zij onderscheid maken tussen:

  • oordelen op grond van haar toezichttaak; en
  • bevindingen op grond van haar bevorderingstaak (art. 20 lid 1 WOT).

Bij haar oordelen op grond van haar toezichttaak moet zij vermelden op welk onderwijsvoorschrift dat oordeel betrekking heeft (art. 20 lid 2 WOT).

Tip: Het kan lonen om goed te controleren of de inspectie daadwerkelijk dit vereiste onderscheid heeft aangebracht.

Juridische kwalificatie van het inspectierapport

De vaststelling van een inspectierapport is doorgaans geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tenzij het rapport voldoet aan artikel 20 lid 6 WOT. Dat laatste is het geval als het inspectierapport waarin de inspectie tot het oordeel komt dat de kwaliteit van het onderwijs of de opleiding zeer zwak is. Slechts in dat geval geldt het inspectierapport na de vaststelling daarvan als een besluit in de zin van de Awb.

De wetgever hecht groot belang aan actieve openbaarmaking van het inspectieoordeel. De wetgever vindt dat dit ‘past in het geheel van het afleggen van publieke verantwoordelijkheid over de kwaliteit van het onderwijs als complement van de vergroting van autonomie van de instellingen’. De inspectierapportages stellen ouders en leerlingen in staat een verantwoorde schoolkeuze te maken en zo nodig zelf initiatieven te nemen richting het schoolbestuur. Met andere woorden: de wetgever heeft gemeend dat een transparanter toezicht van de inspectie aansluit op een vergroting van de zelfstandigheid van scholen.

De wetgever heeft onderkent dat dit niet wegneemt dat de openbaarmaking van een negatief inspectieoordeel voor een school nadelige gevolgen kan hebben. Om die reden zijn de totstandkoming en openbaarmaking van inspectierapporten met een aantal wettelijke waarborgen omgeven. Verder heeft de wetgever de termijn van drie weken tussen vaststelling en openbaarmaking voorzien om een schoolbestuur in de gelegenheid te stellen zich op eventuele publiciteit in de media en reacties voor te bereiden. Het wettelijk stelsel brengt mee dat bevindingen van de inspectie openbaar worden gemaakt, ook als deze bevindingen schoolbesturen onwelgevallig zijn.

Conclusie

Tegen een ontwerprapport ofwel conceptrapport van de inspectie staan nog geen rechtsmiddelen open. Het is raadzaam om over het ontwerprapport in overleg te treden met de inspectie en de zienswijze als bijlage te laten toevoegen bij het inspectierapport.

Mocht je het als schoolbestuur oneens blijven met de inspectie, dan staan er na vaststelling van het rapport wel diverse rechtsmiddelen open. Het is van belang om dan snel te schakelen om openbaarmaking en/of publicatie te voorkomen en intrekking van het rapport te trachten te bewerkstelligen. Welke mogelijke rechtsmiddelen er na vaststelling van het inspectierapport zijn, leggen we uit in een volgende blog.

Contact met een onderwijsrecht advocaat?

Wil je meer weten over dit onderwerp of hulp bij de vervolgstappen in dit proces? Neem dan contact op met ons kantoor door te e-mailen naar info@hendrikxadvocaten.nl of te bellen naar 0297-250018.