De breukdelengemeenschap

Op 16 februari 2024 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen (ECLI:NL:HR:2024:239) over de zogenaamde breukdelengemeenschap. Hoewel het ging om een fiscale zaak, heeft dit arrest ook gevolgen voor de civielrechtelijke praktijk en dan met name voor de crediteuren van de nalatenschap, waaronder de legitimaris.

De casus

Een man en vrouw zijn op 2 september 2015 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij hadden toen al 33 jaar een relatie. Op 19 oktober 2017 hebben de echtgenoten huwelijkse voorwaarden opgesteld waarin zij hebben bepaald dat de man voor 10% gerechtigd zal zijn in de goederen en schulden van de gemeenschap en de vrouw dus voor 90%. Kort daarna is de man, die al ernstig ziek was, overleden. De vrouw was de enig erfgename.

De Inspecteur legde -in afwijking van de breukdelen- een aanslag erfbelasting op uitgaande van 50% van de huwelijksgemeenschap. Volgens de weduwe moest bij de omvang van de nalatenschap rekening worden gehouden met 10% van de huwelijksgemeenschap, gelet op de gemaakte huwelijksvoorwaarden.

Uitkomst

De vrouw kreeg gelijk van de Hoge Raad. De aanslag erfbelasting had gebaseerd moeten zijn op een verkrijging van 10% van de huwelijksgemeenschap. Dat leidt uiteraard tot een aanzienlijk lagere aanslag.

Gevolgen voor de legitieme portie

Deze fiscale uitspraak lijkt ook grote gevolgen te hebben voor de civielrechtelijke praktijk en in het bijzonder voor de legitieme portie. De uitspraak lijkt het mogelijk te maken om de legitieme aanspraak grotendeels uit te hollen.

De Hoge Raad heeft namelijk bevestigd dat het aangaan van huwelijkse voorwaarden zoals hier aan de orde, geen schenking inhoudt. Dit is in lijn met de standaardarresten uit 1959 en 1971. Er is geen sprake van een voltooide vermogensverschuiving en dus is er geen schenking, aldus de Hoge Raad. Dat is van groot belang voor de berekening van de legitimaire massa (de grondslag voor de berekening van de legitieme portie). Immers, onderdeel van de legitimaire massa zijn schenkingen. Nu deze huwelijkse voorwaarden geen schenking zijn, verdwijnt een substantieel deel van het vermogen uit het zicht van de legitimaris. Een voorbeeld ter verduidelijking: een kind heeft een vader en een stiefmoeder die zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Het huwelijkse vermogen bedraagt € 2 miljoen. Het kind is door zijn vader onterfd. Bij overlijden van vader zou het kind in geval van een beroep op zijn legitieme een bedrag van € 250.000 ontvangen. Stel nu dat de echtgenoten (kort) voor het overlijden dezelfde huwelijkse voorwaarden zouden hebben gemaakt als in de casus bij de Hoge Raad, derhalve invoering van een breukdelengemeenschap van 90%-10%. In dat geval bedraagt de nalatenschap van vader nog maar € 200.000 en de legitieme portie derhalve nog slechts € 50.000. De legitieme portie is dus met factor vijf verminderd door het invoeren van deze huwelijksvoorwaarden!

De praktijk

Het arrest van de Hoge Raad lijkt mogelijkheden te bieden om de legitieme portie substantieel uit te hollen. De vraag dient zich aan hoe ver echtgenoten kunnen gaan. Zou het aangaan van een breukdelengemeenschap van 99%-1% ook niet als schenking worden aangemerkt? In ons voorbeeld zou dat de legitieme portie verminderen tot € 5.000. En dat op een huwelijks vermogen van € 2 miljoen!

Voor meer informatie kan je contact opnemen met ons kantoor om te bellen naar 0297-250018 of stuur een mail naar info@hendrikxadvocaten.nl.

Rob Hendrikx

Al ruim 20 jaar is Rob werkzaam in de juridische praktijk, waarvan 15 jaar als advocaat. In die periode heeft Rob zich onder meer gespecialiseerd in het onderwijs- en erfrecht.